Een man trekt een pardessus aan
  • par·des·sus
enkelvoud meervoud
naamwoord pardessus pardessus
verkleinwoord pardessusje pardessusjes

de pardessusm

  1. overjas

de pardessusmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pardessus
18 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pardessus     le pardessus     pardessus     les pardessus  

pardessus m

  1. (kleding) overjas