parasja
- pa·ra·sja
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parasja | parasjot parasjiot |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) (deel van) wekelijks wisselende Toraperikoop die in de synagoge wordt gelezen
- Het woord 'parasja' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.