• pa·ra·lym·pisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen paralympisch paralympischer
verbogen paralympische paralympischere
partitief paralympisch paralympischers -

paralympisch

  1. met betrekking tot de paralympics
96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be