parallelcollega
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parallelcollega (hulp, bestand)
- IPA: / parɑˈlɛlkɔˌleɣa / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- pa·ral·lel·col·le·ga
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van parallel bn en collega zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parallelcollega | parallelcollega's parallelcollegae |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de parallelcollega m
- (onderwijs) (basisonderwijs) groepsleerkracht van een andere groep in hetzelfde leerjaar
- ▸ 'Op onze school is juf Inge gek op wetenschappen en chemie', zegt directeur Caroline Criel. ' Ze vroeg me of ze mocht deelnemen aan de Atomiumwedstrijd. Juf Inge haar argumenten waren sterk en ik gaf haar groen licht. Collegiaal zoals ze is, sleurde ze haar parallelcollega, juf Liesbeth, mee in het project 'Mooi en cool met chemie'. Niemand kon vermoeden dat ik een telefoontje zou krijgen met de boodschap dat zowel 5 LA als 5 LB genomineerd werden.'[1]
Gangbaarheid
- Het woord parallelcollega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ann Braeckman“Stem Pius X naar het Atomium : Pius X-school heeft twee nominaties op zak voor Ketnetwedstrijd” (20 januari 2010) op nieuwsblad.be