• pap·pe·rig
  • afleiding van pap met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen papperig papperiger papperigst
verbogen papperige papperigere papperigste
partitief papperigs papperigers -

papperig

  1. de consistentie hebben van pap
    • Hij had de macaroni te lang gekookt zodat ze nu papperig was in plaats van al dente. 
     Ik vroeg hem wat zijn plannen waren en of hij de papperige sneeuw ook zo gevaarlijk vond zo laat op de dag.[1]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be