Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pan·nen·set
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pannenset pannensets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pannensetm

  1. (huishouden) een groep bij elkaar horende kookpannen
    • „Vanavond zal de familie Gadir heerlijk slapen in hun nieuwe boxspring”, schrijft ze op Instagram bij een foto waarop ze met het complete gezin op het luxe bed ligt. „Ook heb ik ze prachtige andere cadeau’s gegeven als nieuw beddengoed, een pannenset, kleding en kinderspelletjes. Het is heerlijk om zo te mogen delen en ze zo gelukkig te zien. Ik houd jullie op de hoogte”[1] 
    • We hebben onze pannenset nog niet eens compleet of kunnen bij de volgende supermarkt alweer sparen voor keukenaccessoires. Zit jij nog op spaaracties te wachten?[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 06 jan. 2018
  2. de Telegraaf 16 feb. 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be