panklaar
- pan·klaar
- samenstelling van pan en klaar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | panklaar | panklaarder | panklaarst |
verbogen | panklare | panklaardere | panklaarste |
partitief | panklaars | panklaarders | - |
panklaar
- klaar om te bakken in een pan, al gesneden en schoon gemaakt
- Bij de groentezaak heb ik panklare schorseneren gekocht.
- Het woord panklaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.