pacen
Niet te verwarren met: pezen |
- pa·cen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pacen |
pacete |
gepacet |
zwak -t | volledig |
pacen
- inergatief aangeven met welke snelheid iets moet worden gedaan
- (medisch) door stroomstootjes zorgen dat het hart in het goede ritme klopt
- Een pacemaker staat bekend als een onderhuids geïmplanteerd apparaatje dat met elektrische pulsjes een hart laat kloppen. In werkelijkheid hebben alle pacemakers tegenwoordig vooral een bewakende en ook een diagnosticerende functie: ze doen niks totdat het hart dat ze bewaken traag of onregelmatig klopt. Dan gaan ze gangmaken (pacen). [1]
- (sport) een door andere atleten gewenste snelheid aanhouden, zodat zij hun inspanning optimaal over een race kunnen verdelen
- Na de inspanningen van vorige week in de stadsmarathon Eindhoven, staat vandaag het pacen in alweer een stadsmarathon Amsterdam op het programma. (…) Een unieke gelegenheid om er een lopende excursie van te maken, ware het niet dat ik ook nog een verantwoordingsplicht heb voor de deelnemers die een tijd van 4.15 willen realiseren. Gelukkig hoef ik dat niet alleen te doen. Wim Hogentoren, die vorige week ook al in Brussel haasde, is mijn pacing maatje. [2]
- (medisch) door stroomstootjes zorgen dat het hart in het goede ritme klopt
- [1] pacemaker
- Het woord pacen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pacen" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Köhler, W.Computerhart (31 mei 2003) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-04-16
- ↑ Schoenmakers, V.Pacen in Amsterdam marathon (19 oktober 2004) op website: ultraned.org; geraadpleegd 2018-04-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
pacer |
pacen
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van pacer