Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paas·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paastijd paastijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

paastijd m [1]

  1. (religie) de tijd rond Pasen
    • Het is daarom jammer dat er na alle aandacht voor de veertigdagentijd vaak zo weinig invulling wordt gegeven aan de vijftig dagen van de paastijd. Terwijl we de oefening in de hoop op het goede leven dat komt net zozeer nodig hebben als de oefening in het dragen van het lijden dat er is. [2] 
    • Het Stabat Mater is een van de beroemdste middeleeuws-Latijnse gebeden over de kruisiging van Christus. Het is genoemd naar de beginwoorden van het gedicht, Stabat mater dolorosa ('De moeder stond bedroefd'). Het gedicht is door verschillende componisten op muziek gezet en wordt veelal in de paastijd uitgevoerd door koren en orkesten. [3] 
  2. (religie) de vijftig dagen tussen Pasen en Pinksteren in
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen