Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·vleu·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overvleugelen
overvleugelde
overvleugeld
zwak -d volledig

Werkwoord

overvleugelen

  1. overgankelijk in belang of grootte te boven groeien
    • Het Britse koloniale rijk had de andere koloniale machten in de negentiende eeuw vrijwel geheel overvleugeld. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be