overturn
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to overturn |
he/she/it | overturns |
verleden tijd | overturned |
voltooid deelwoord |
overturned |
onvoltooid deelwoord |
overturning |
gebiedende wijs | overturn |
overturn
- overgankelijk kantelen, kiepen, omvallen
- overgankelijk (juridisch) intrekken (wet, beschikking, verbod)
- onovergankelijk kapseizen, kenteren, omslaan