• over·ste·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oversteken
stak over
overgestoken
klasse 4 volledig

oversteken

  1. ergatief aan de overzijde van iets geraken
    • Zij staken de Beringstraat over. 
     Toen ik de Bridge of the Gods over de Columbia rivier overstak naar Washington begon het voor het eerst hard te regenen maar ik voelde me intens gelukkig.[1]
     Sommige stukken waren lastig, met steile hellingen waardoor het soms wel anderhalf uur duurde om een stuk van twintig meter over te steken.[1]

de overstekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord oversteek
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be