overraske
- o·ver·ras·ke
- Afkomstig van het Duitse werkwoord überraschen (= verrassen) met het voorvoegsel over-.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overraske |
overrasker |
overraskede |
overrasket |
volledig |
overraske
- [2]: ramme
- [1-3]: overraskelse
- overraske in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk