overhaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·haal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over en haal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overhaal | overhalen |
verkleinwoord | overhaaltje | overhaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) een installatie waarbij een schip over land van het ene in het andere water wordt getrokken, met het doel een peilverschil te overwinnen.
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overhalen |
overhaal
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhalen
- ... dat ik overhaal.
Gangbaarheid
- Het woord overhaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overhaal" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be