overgieten
- [A] Geluid: overgíéten (hulp, bestand)
- IPA: / ˌovərˈɣitə(n) / (4 lettergrepen)
- [B] Geluid: óvergieten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈovərˌɣitə(n) / (4 lettergrepen)
- over·gie·ten
- [A] van Middelnederlands overgieten, op te vatten als samenstelling van over bw en gieten ww [1] [2]
- [B] van Middelnederlands overgieten, op te vatten als samenstelling van over bw en gieten ww [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overgieten |
overgoot |
overgoten |
klasse 2 | volledig | [A] |
[A] overgíéten
- overgankelijk door gieten bedekken
- Zij overgoten de kalkoen met braadvocht.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overgieten |
goot over |
overgegoten |
klasse 2 | volledig | [B] |
[B] óvergieten
- overgankelijk door te gieten in een ander vat brengen
- De wijn werd in een karaf overgegoten en op tafel gezet.
1. door te gieten in een ander vat brengen
- Het woord overgieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overgieten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |