• over·er·ven

overerven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overerven
erfde over
overgeërfd
zwak -d volledig
  1. doorgeven van een erfelijke eigenschap aan het nageslacht
    • Volgens sommige onderzoekers is rood haar inderdaad op zijn retour. Een aantal dna-experts verwacht dat deze haarkleur over 300 jaar niet meer voorkomt. Het gen voor rood haar is recessief, wat betekent dat je het gen van beide ouders moet overerven om zelf roodharig te zijn. Dat betekent niet dat je beide ouders rood haar moeten hebben; als je het gen slechts van één kant overerft, ben je zelf niet roodharig, maar je kunt de eigenschap wel doorgeven. [2] 
    • Toen Darwin zijn theorie lanceerde, had hij geen enkele empirische verklaring voor het overerven van eigenschappen (er was immers nog niets over genetica bekend). Dus had zijn theorie toen (volgens Fransens opvatting) geen wetenschappelijke status. Zo blijkt maar weer: als de tegenstanders van ID hun kritiek ook toepassen op de evolutietheorie, wordt duidelijk hoe kwetsbaar deze is. [3] 
86 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]