oudtijds
- oud·tijds
oudtijds [2]
- horend bij de vroegere tijd
- Johannes zag een heerlijk schepsel met een zeer majestueus voorkomen, van wie hij heerlijke openbaringen ontving. Hij meende waarschijnlijk dat het de grote Engel des verbonds, Christus, was, Die oudtijds soms de gedaante van een engel had aangenomen. Hij wilde hem aanbidden. Maar de engel weerhield hem, en zei: „Zie dat u het niet doet, want ik ben uw mededienstknecht.” [3]
- De moord op de visverkoper Mohsin Fikri was geen incident, maar een gruwelijk staaltje van diepgaande mensonwaardige omgang van de autoriteiten met de Rifbewoners. De betogers hebben dus alle recht van spreken. Hun verdriet en woede is volstrekt legitiem en stamt van oudtijds. [4]
- Het woord oudtijds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oudtijds" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ oudtijds op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Ralph Erskine 29-03-2019 Ook engelen niet
- ↑ NRC 5 juni 2017 Riffijnen, pak de Marokkaanse overheid in de staatskas
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be