• os·mo·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen osmotisch osmotischer
verbogen osmotische osmotischere
partitief osmotisch osmotischers -

osmotisch

  1. (medisch) door wederzijdse doordringing (osmose) veroorzaakt
65 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be