• or·ga·no·lep·tisch
  • afgeleid van orgaan en het Griekse 'lèptikos' (geschikt om te verkrijgen) met het achtervoegsel -isch [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen organoleptisch organoleptischer
verbogen organoleptische organoleptischere
partitief organoleptisch organoleptischers -

organoleptisch

  1. werking op een orgaan uitoefenend
    • De doktoren voerden een organoleptisch onderzoek uit bij de patiënt.