• or·de·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord ordening ordeningen
verkleinwoord - -

de ordeningv

  1. een regelmatig, een aangebrachte orde, het tegendeel van chaos
  2. (wiskunde) een ordeningsrelatie in de wiskunde
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be