optassen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·tas·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
optassen |
taste op |
opgetast |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
optassen
- overgankelijk in een hoge stapel verzamelen
- Binnen achter het raam was onze veilige plaats - niet in het minst omdat we zijn vloeken dan niet konden horen. Koolstof, zweet, houtspaanders en geweldige dreunen, plus naderhand een grote berg klein hout die wij moesten optassen in de achterste stal, waar ook het varken stond. [3]
- ditransitief (verouderd) iemand met iets zwaars belasten (zowel letterlijk als figuurlijk)
Synoniemen
- [1] opstapelen
- [1] optasten
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord optassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "optassen" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ optassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hawinkels, P.Autobiografische flitsen en fratsen. 2e druk (1980) De Arbeiderspers, Amsterdam; ISBN 90 295 1882 0; p. 136; geraadpleegd 2019-10-08
- ↑ Boxman, A.Uitboezeming. (december 1830) Jacobus Noorduyn, Gorinchem; p.10; geraadpleegd 2019-10-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be