opsturen
- op·stu·ren
- samenstelling van op en sturen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opsturen |
stuurde op |
opgestuurd |
zwak -d | volledig |
opsturen
- overgankelijk met de post verzenden
- Hij stuurde de brief direct op.
1. met de post verzenden
- Het woord opsturen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opsturen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be