• send

send

  1. gebiedende wijs van sende


vervoeging
onbepaalde wijs to  send 
he/she/it  sends 
verleden tijd  sent 
voltooid
deelwoord
 sent 
onvoltooid
deelwoord
 sending 
gebiedende wijs  send 

send

  1. onovergankelijk (via iemand) een bericht ter kennisgeving sturen, iets elders bekend laten maken (bijv. gecombineerd met for)
    «We sent for a doctor.»
    We stuurden iemand om een dokter te halen.
  2. onovergankelijk, (scheepvaart) stampen [4]
  3. overgankelijk sturen, versturen, verzenden
  4. overgankelijk teweegbrengen, veroorzaken
  5. overgankelijk afgeven [2]
  6. overgankelijk, (informeel) opwinden [3], in een staat van opwinding brengen


  • send
Naar frequentie 830

send

  1. gebiedende wijs van sende


  • send
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud send
o enkelvoud sendt
meervoud sende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
sende

send

  1. gezonden

send

  1. send
  2. verouderde spelling of vorm van sendt tot 2012
(verouderd) onbepaalde onzijdige vorm enkelvoud van de stellende trap van sendt

send

  1. gebiedende wijs van sende

send

  1. verouderde spelling of vorm van sendt tot 2012
(verouderd) voltooid deelwoord van senda en sende