opschutten
- Geluid: opschutten (hulp, bestand)
- op·schut·ten
- samenstelling van op en schutten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opschutten |
schutte op |
opgeschut |
zwak -t | volledig |
opschutten
- overgankelijk (scheepvaart) een schip door een sluis doen passeren van lager naar hoger gelegen water.
- Om verder te varen moet de kapitein het schip laten opschutten.
vervoeging van |
---|
opschutten |
opschutten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschutten
- ...dat wij opschutten.
- ...dat jullie opschutten.
- ...dat zij opschutten.
- ...dat wij opschutten.
- Het woord 'opschutten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.