• op·roe·rig
  • afleiding van oproer met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oproerig oproeriger oproerigst
verbogen oproerige oproerigere oproerigste
partitief oproerigs oproerigers -

oproerig

  1. opstandig met veel onrust
    • De politie zegt dat „beide partijen een aandeel hebben” in het conflict. „De bewoners zijn getergd en laten dat horen. Ze zijn op straat aanwezig, en gebruiken verbaal geweld.” De gemeente vreest dat de bewoners de verstoring niet langer zullen accepteren, en verwacht „een oproerige beweging en/of ernstige wanordelijkheden[1] 
75 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Guus Ritzen 25 september 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be