oproerig
- op·roe·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | oproerig | oproeriger | oproerigst |
verbogen | oproerige | oproerigere | oproerigste |
partitief | oproerigs | oproerigers | - |
oproerig
- opstandig met veel onrust
- De politie zegt dat „beide partijen een aandeel hebben” in het conflict. „De bewoners zijn getergd en laten dat horen. Ze zijn op straat aanwezig, en gebruiken verbaal geweld.” De gemeente vreest dat de bewoners de verstoring niet langer zullen accepteren, en verwacht „een oproerige beweging en/of ernstige wanordelijkheden” [1]
- Het woord oproerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oproerig" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Guus Ritzen 25 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be