opportunistisch
- op·por·tu·nis·tisch
- afgeleid van opportunist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | opportunistisch | opportunistischer | |
verbogen | opportunistische | opportunistischere | |
partitief | opportunistisch | opportunistischers | - |
opportunistisch
- voordeel willen halen uit een bepaalde situatie
1. voordeel willen halen uit een bepaalde situatie
- Het woord opportunistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opportunistisch" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be