opmaaksel
- op·maak·sel
- naamwoord van handeling van opmaken met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opmaaksel | opmaaksels |
verkleinwoord | opmaakseltje | opmaakseltjes |
het opmaaksel o
- (kleding) de versiering die op kleding is aangebracht
- ▸ Opmaaksel en kleuren zijn bij rijken en bij armen geheel gelijk, maar aan het borduursel en aan de spelden kan men zien of zij tot den gegoeden of tot den behoeftigen stand behooren; vooral op zon- en feestdagen maakt de kleeding der rijke vrouwen en meisjes eene zeer goede vertooning.[1]
- Het woord opmaaksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Een vorstelijke touriste.” (1896), De Huisvriend. Jaargang 1896