opiaat
- opi·aat
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘geneesmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1]
- afgeleid van opium met het achtervoegsel -aat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opiaat | opiaten |
verkleinwoord | - | - |
het opiaat o
- (medisch) opiumbevattend geneesmiddel
- Het woord opiaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opiaat" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "opiaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be