Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·hef·ma·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ophefmakend ophefmakender ophefmakendst
verbogen ophefmakende ophefmakendere ophefmakendste
partitief ophefmakends ophefmakenders -

Bijvoeglijk naamwoord

ophefmakend

  1. veel onrust veroorzakend
    • De zanger is beroemd gewordendoor zijn ophefmakend optreden in de Voice of Holland. 
    • De borderlinepatiënt had weer eens een ophefmakende ruzie veroorzaakt. 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be