openingsplechtigheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ope·nings·plech·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord openingsplechtigheid openingsplechtigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de openingsplechtigheidv

  1. ceremonie wanneer een evenement begint of wanneer iets dat met veel werk tot stand is gekomen, in gebruik wordt genomen
     Expo 2020 in Dubai kende een mooie en kleurrijke openingsplechtigheid en de stad is als vanouds vol met toeristen en zakenlieden.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Clarence Seedorf
    “Een Syrische zwemster met een bijzonder verhaal” (8 oktober 2021) op nrc.nl