opbrassen
- op·bras·sen
opbrassen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbrassen |
braste op |
opgebrast |
zwak -t | volledig |
- iets snel opeten of opdrinken
- (figuurlijk) snel een grote hoeveelheid geld opmaken
- (scheepvaart) de zeilen in een gunstiger positie plaatsen
- [1] verslinden
- [2] verbrassen, verspillen
- Het woord 'opbrassen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbrassen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ opbrassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be