oorlogsgevaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oor·logs·ge·vaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlogsgevaar | oorlogsgevaren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het oorlogsgevaar o
- (militair) gevaar voor het ontstaan van een oorlog
- ▸ Het politieke effect van een zo agressieve en onverwachte koersverandering in de Zweedse neutraliteitspolitiek zou op zich leiden tot een toegenomen internationaal oorlogsgevaar.[2]
Gangbaarheid
- Het woord oorlogsgevaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149