• oor·dop·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord oordopje oordopjes

het oordopjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord oordop
  2. klein voorwerp om de gehoorgang te blokkeren zodat je niet door lawaai gehinderd wordt
    • Je hebt hier echt oordopjes nodig. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be