onzekerheid
- Geluid: onzekerheid (hulp, bestand)
- on·ze·ker·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onzekerheid | onzekerheden |
verkleinwoord | onzekerheidje | onzekerheidjes |
de onzekerheid v
- het niet (helemaal) zeker zijn
- Hij twijfelt altijd want hij heeft last van te grote onzekerheid.
- ▸ Mijn onzekerheid werd steeds intenser en instinctief had ik nog maar één behoefte: vluchten, weg uit de bergen.[1]
- ▸ Maar Christa vond tegelijkertijd dat er een groot en ongekend potentieel was voor zo'n populistische partij, op dit moment zwierven er misschien een miljoen mensen in totale onzekerheid rond.[2]
- de mate waarin meting en het gemetene van elkaar kunnen afwijkingen
- Hij is 1.80 meter lang met een onzekerheid van 1 cm.
- bestaansonzekerheid, meetonzekerheid, rechtsonzekerheid, voedselonzekerheid, werkonzekerheid, zelfonzekerheid
- onzekerheidsfactor, onzekerheidsgevoelen, onzekerheidshoek, onzekerheidsmarge, onzekerheidsprincipe, onzekerheidsrelatie
1.
- Het woord onzekerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onzekerheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be