onwetenschappelijk

  • on·we·ten·schap·pe·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onwetenschappelijk onwetenschappelijker onwetenschappelijkst
verbogen onwetenschappelijke onwetenschappelijkere onwetenschappelijkste
partitief onwetenschappelijks onwetenschappelijkers -

onwetenschappelijk [1]

  1. niet voldoend aan de eisen van de wetenschap
    • Biochemicus Anthony Warner gaat wél voor de combinatie sceptisch en keukenkunst. Hij staat al jaren aan het fornuis in een restaurant. Als angry chef houdt hij er een kritische foodblog op na waar hij met panache de vele onwetenschappelijke voedsel- en dieetmythes op de korrel neemt. [2] 
    • In Nederland voerden we ongeveer een jaar geleden deze discussie (over verplicht vaccineren). De weigeraars konden rekenen op hoon. Ze geloven onwetenschappelijke onzin over inentingen, die zogenaamd voor autisme bij kleine kinderen zouden kunnen zorgen. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard VRIJDAG 8 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia Özcan Akyol 15-juli-2017