onverwond
- on·ver·wond
stellend | |
---|---|
onverbogen | onverwond |
verbogen | onverwonde |
partitief | onverwonds |
onverwond
- zonder kwetsuren
- ▸ Reeds geruime tijd hadden zij geen lijken meer aangetroffen. Maar daar lag er een: een naakt meisje wier donkere haren in lussen op het hete zand waren gekleefd. Het lichaam, bleek en onverwond, gonsde van de vliegen.[1]
- Het woord 'onverwond' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Verzamelde romans. Deel 24. De verminkte Apollo.” (1984), Nijgh & Van Ditmar, Den Haag / Rotterdam, ISBN 90 236 6704 2, p. 79