onverwoestbaarheid

  • on·ver·woest·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onverwoestbaarheid -
verkleinwoord - -

de onverwoestbaarheidv

  1. de eigenschap bezittend onverwoestbaar te zijn
    • De onverwoestbaarheid van het elftal liet een sterke indruk achter met die 5-1 overwinning.