• on·ver·klaard
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverklaard onverklaarder onverklaardst
verbogen onverklaarde onverklaardere onverklaardste
partitief onverklaards onverklaarders -

onverklaard [1]

  1. wat geen nadere uitleg (nodig) heeft
     Een theorie is natuurlijk als ze geen onverklaarde en heel precies afgestemde invoerwaarden (nodig) heeft.[2]
     Uit verbondenheid met de kolonie had hij beloofd zo snel mogelijk weer te keren, maar nu liet hij iedereen domweg in de steek en zette hij met zijn onverklaarde wegblijven zelfs heel dat liefdewerk op het spel.[3]