• ont·zil·ten
  • Afgeleid van zilt met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontzilten
ontziltte
ontzilt
zwak -t volledig

ontzilten

  1. overgankelijk van opgelost zout ontdoen, ontzouten
    • Zeewater kan met omgekeerde osmose ontzilt worden. 
  2. ergatief het zout verliezen
92 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be