ontziltte
- ont·zilt·te
vervoeging van |
---|
ontzilten |
ontziltte
- enkelvoud verleden tijd van ontzilten
- Ik ontziltte.
- Jij ontziltte.
- Hij, zij, het ontziltte.
- Ik ontziltte.
- Het woord ontziltte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.