• ont·von·ken
  • afleiding van vonk met het voorvoegsel ont-

ontvonken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontvonken
ontvonkte
ontvonkt
zwak -t volledig
  1. in de brand steken; tot ontbranding komen
  2. (figuurlijk) van emoties dat ze weer levendig worden
     Nu kan het zo ver komen dat Gods dierbaarheid en goedertierenheid de ziel niet doen ontvonken tot liefde en niet aanwakkeren om zich in Jehovah te verlustigen.[2]
69 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ongevoeligheid” (04-07-2013), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be