Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vonk·te

Werkwoord

vervoeging van
ontvonken

ontvonkte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontvonken
    • Ik ontvonkte. 
    • Jij ontvonkte. 
    • Hij, zij, het ontvonkte. 
  2. verbogen vorm van ontvonkt, voltooid deelwoord van ontvonken