ontspiegelen
- ont·spie·ge·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontspiegelen |
ontspiegelde |
ontspiegeld |
zwak -d | volledig |
ontspiegelen
- overgankelijk, (optica) het verwijderen van ongewenste reflecterende eigenschappen van een lens
- ▸ Tijdens de behandeling wordt op het oog een contactlens gehouden die ontspiegeld is. Dit ontspiegelen is om te voorkomen dat een gedeelte van de laserstraal gaat reflecteren (terugkaatsen).[1]
1.
- Het woord ontspiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron A. G. M. Ransijn“Oogheelkundige zorg” (1996), Reed Business, ISBN 9789035216686, p. 119