• ont·spie·gel·de
vervoeging van: ontspiegelen…
verbogen vorm: ontspiegeldee

ontspiegelde

  1. verbogen vorm van ontspiegeld, voltooid deelwoord van ontspiegelen
vervoeging van
ontspiegelen

ontspiegelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontspiegelen
    • Ik ontspiegelde. 
    • Jij ontspiegelde. 
    • Hij, zij, het ontspiegelde.