onstabiliteit
- on·sta·bi·li·teit
- afgeleid van stabiliteit met het voorvoegsel on-
- afgeleid van onstabiel met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onstabiliteit | onstabiliteiten |
verkleinwoord | - | - |
- het onstabiel zijn
1. zie: instabiliteit
- Het woord onstabiliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.