• on·rust·zaai·er
  • Samenstellende afleiding van onrust en de stam van zaaien met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord onrustzaaier onrustzaaiers
verkleinwoord onrustzaaiertje onrustzaaiertjes

de onrustzaaierm

  1. iemand die opschudding teweegbrengt met schrikbarende verhalen die vaak overdreven of gewoonweg onwaar zijn
    • Die onrustzaaier moet eens gezegd worden dat hij zijn mond moet houden.