• on·po·pu·lair
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onpopulair onpopulairder onpopulairst
verbogen onpopulaire onpopulairdere onpopulairste
partitief onpopulairs onpopulairders -

onpopulair [1]

  1. niet geliefd bij het grote publiek
     De kans is groot dat degene die als winnaar uit deze voorverkiezingen komt, volgend voorjaar ook president van Frankrijk wordt. Dat komt deels doordat de zittende socialistische president Hollande al lange tijd zeer onpopulair is.[2]
     De belangrijkste thema's zijn waarschijnlijk de belasting op de uitstoot van CO2 en de slechte economie. Met name de CO2-taks is erg onpopulair in Australië. De maatregel leidde in 2010 onder meer tot het vertrek van Rudd als premier.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Sarkozy al in eerste ronde knock-out: hij wordt geen president” (Zondag 20 november 2016, 21:39), NOS
  3.   Weblink bron “Verkiezingen Australië 7 september” (Zondag 4 augustus 2013, 09:02), NOS