Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·om·floerst
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onomfloerst
verbogen onomfloerste
partitief onomfloersts

Bijvoeglijk naamwoord

onomfloerst

  1. zonder bedekking met dun zwart weefsel als teken van rouw
     Zouden zij de dode niet dragen, deze drie uren, die, levend, hun leed gedragen had, een mensenleeftijd lang? (…) Hij leefde in het hart van de honderden vaandeldragers van heinde en ver gekomen als de vertegenwoordigers van even zoveel tienduizenden als zij honderden telden, vóórop de veteraan De Boer, de timmerman die ondanks zijn ouderdom zijn felrode vlag de hele wege lang stram hoog óphield. Felrood en onomfloerst deze, als gold het te getuigen, dat boven de rouw om wat heengegaan was, de strijd ging, die kwam.[1]
  2. (figuurlijk) in alle openheid, zonder enige inspanning tot te verbergen of minder indringend maken
     Zijn directe, vaak luchtige toon is een verademing te midden van de zware literatuur over depressie. En paradoxaal genoeg maakt de onomfloerste stijl het boek empathischer.[2]
     De opvallende zorgvuldigheid van zijn stofuitdrukking is niet slechts gebaseerd op een helder, scherp en onomfloerst beschouwen van de werkelijkheid, maar ook op een fijn genuanceerd vermogen tot leven in de stof, een leven dat ik organisch zou willen noemen, omdat het berust op een eindeloos aftasten, een zich vereenzelvigen met de bewerktuigde natuur.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jan Romein & Annie Romein-Verschoor
    “Erflaters van onze beschaving.”, 12e druk (1977; 1e druk 1938-1940), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 9021420287, p. 816
  2.   Weblink bron
    Simone de Schipper
    “Een luchtige uitleg van de diepste ontreddering” (7 januari 2006) op volkskrant.nl  
  3.   Weblink bron Pyke Koch in: Forum., jrg. 1 nr. 7 (1980; origineel juli 1932), Reflex, Utrecht, ISBN 9063220340, p. 445