• on·na·volg·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onnavolgbaar onnavolgbaarder onnavolgbaarst
verbogen onnavolgbare onnavolgbaardere onnavolgbaarste
partitief onnavolgbaars onnavolgbaarders -

onnavolgbaar

  1. zo onlogisch dat je het niet kunt begrijpen
    • Tegelijk opscheppen dat hij de birther-kwestie goed had aangepakt, én Hillary Clinton er de schuld van geven. Het antwoord van Trump op deze complottheorie over de geboorteplaats van Barack Obama was onnavolgbaar. Trump bewees dat hij zich eenvoudig uit de tent laat lokken, en besteedde kostbare tijd aan dit verhaal, terwijl hij vergat een thema als immigratie te noemen. [1] 
  2. zo geweldig complex dat je het niet kunt volgen
    • De flamencozang van Martín klonk intens, temperamentvol en beheerst, maar de bekoring van het genre schuilt voor een belangrijk deel in de individuele beleving van de timing – voor een collectief van 60 man dus per definitie onnavolgbaar.[2] 
97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Guus Valk 27 september 2016
  2. Mischa Spel 23 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be