Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·door·waad·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondoorwaadbaar ondoorwaadbaarder ondoorwaadbaarst
verbogen ondoorwaadbare ondoorwaadbaardere ondoorwaadbaarste
partitief ondoorwaadbaars ondoorwaadbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

ondoorwaadbaar [1]

  1. van een water dat men dat niet te voet kan oversteken omdat het te diep is of te snel stroomt
     In het zuiden zijn we op een paar plaatsen om of door de Duitsers heen getrokken, en naar verluidt zijn daarbij een paar van onze verspreide eenheden omsingeld geraakt, terwijl in het noorden de Duitsers de Sventa zijn overgestoken, die daar als ondoorwaadbaar geldt.[2]
     De achtste etappe wordt met zo'n 70 kilometer ingekort. Dat deelden de organisatoren maandag mee. De parkoerswijziging is nodig omdat een rivier door de hevige regenval ondoorwaadbaar geworden is.[3]
Synoniemen
Antoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Stéphane Peterhansel verstevigt leidersplaats in Dakar, de Rooy ziet Rus naderen” (09/01/2017), De Standaard